-
1 acid
adj. zuur; scherp; scherpzinnig--------n. zuur; L.S.D.acid1[ æsid] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————acid22 bits ⇒ bijtend, wrang♦voorbeelden: -
2 acid salt
-
3 pickle
-
4 sulfite
-
5 glutamate
n. glutamaat (in de scheikunde - zout of aster van glutamisch zuur) -
6 oxalate
n. Oxalaat (zout van oxalite zuur) -
7 phosphite
n. fosfaat (zout van fosfaat-zuur) -
8 sulfite acide
sulfite acidezuur zwaveligzuur zout, bisulfiet
См. также в других словарях:
Salz — 1. Das saltz geht hin, daher es kompt. – Franck, I, 53b. Lat.: Sal unde venerat rediit. (Franck, I, 53b.) 2. Das Saltz ist armer Leut Pfeffer. – Herberger, II, 31. 3. Das Salz kommt aus dem Meer, vom Weibe alles Uebel her. 4. Das Salz muss sich… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon